Toen Kawamura begon met het schrijven van Fujisan had hij nog geen idee welke invloed Katsushika Hokusai (1760-1849) op het verhaal – en op hem – zou krijgen. Hij had zich verdiept in het leven van Hokusai en was in Japan op plaatsen geweest waarvan hij wist of vermoedde dat Hokusai daar was geweest. Maar verder had hij nog geen idee.
De belangstelling voor Hokusai was ontstaan doordat Kawamura geïnteresseerd was geraakt in de prentkunst in Japan in de Edo-periode. Prentkunst die bekend was geworden als prenten van de Vlietende Wereld, of in het Japans Ukiyo-e. Een van de bekendste kunstenaars van de Ukiyo-e was Hokusai.
Kawamura raakte onder de indruk van de veelzijdigheid van het kunstenaarschap, de bevlogenheid en bovenal de fascinatie van Hokusai voor de berg Fuji. Hokusai was een volgeling van het Nichiren-boeddhisme. Een boeddhistische stroming die de nadruk legt op het bereiken van verlichting in dit leven en actieve betrokkenheid bij de samenleving. De berg Fuji wordt in het Nichiren-boeddhisme beschouwd als een symbool van verlichting en onsterfelijkheid.
En onsterfelijk is Hokusai geworden. Zijn serie prenten met 36 gezichten op de berg Fuji maakten hem, ook in zijn tijd al, beroemd. De serie was zeer populair, vandaar dat er later nog 10 prenten aan zijn toegevoegd. Een van de bekendste prenten uit de serie is de Grote golf van Kanagawa (prefectuur onder Tokyo aan de kust in Japan).
Bij het schrijven van Fujisan zijn het leven en de prenten van Hokusai een bron van inspiratie geweest. Kawamura heeft daar een eigen verbeelding aan gegeven, soms gebaseerd op (wetenschappelijk onderbouwde) interpretaties van deskundigen, soms ingegeven door de raadselachtige verbondenheid die hij voelde met een man die precies 200 jaar voor hem geboren is. Alsof Hokusai in hem weer tot leven kwam.